Veekeuring
Diemen was rond 1900 overwegend een boerendorp. Al kwam de Diemense “industrialisatie” al redelijk op gang en verschenen er steeds meer fabrieken en bedrijven op de Sniep.
Maar in het dorp zelf overheerste de landelijke gemoedelijkheid van het boerenleven waar het keuren van het vee van tijd tot tijd plaatsvond. De afdeling Diemen en Watergraafsmeer- der Hollandsche Maatschappij van Landbouw was daar verantwoordelijk voor en loofde prijzen uit voor de mooist zwangere, de beste melkgevende, de vetste en veelbelovendste jonge koeien en stieren. Met de deftige klanken van het geloei uit de vele 52 kelen “verwierf de heer P. Schukking eene eervolle vermelding voor zijne koe,” tekent de landbouwjournalist van het Nieuws van den Dag op 10 augustus 1906 aan. Van de 52 stuks kwamen er 47 voor de keuring en 5 ter opluistering. Om mooi te zijn dus.
Ingezonden waren 52 stuks, waarvan 47 voor de keuring en 5 ter opluistering. Bij de strijd om de eerste plaats pakte Diemen liefst vijf prijzen: W. Koekebier, H. van Zijveld (2x), A.C. Dorrestijn en J. Staal. De heren spraken in de horeca rond de Diemerbrug ongetwijfeld nog lang na over koetjes en kalfjes.